Henk's herinneringen
Oude herinneringen.
De jaren na Mei 1940 waren die van de Duitse bezetting en je kan dat allemaal lezen hoe het voor ons was in mijn vaders dagboek.
De bevrijding kwam voor ons op 1 April 1945. Ik sliep toen op een kamer aan de voorkant van ons huis. De logeerkamer was het voor ons. Ik werd op 1 April vrij vroeg wakker, door lawaai voor het huis en het bleken tank colonnes te zijn. Ik dacht Duitse troepen maar ontdekte op een gegeven moment, toen het wat lichter werd, dat op de tanks geen hakenkruisen maar sterren stonden. Dus het waren onze bevrijders. Ik maakte de rest van de familie wakker en terwijl we keken zagen we meerdere buren langs de weg staan zwaaien naar de Canadezen, want dat waren onze bevrijders. We gingen ook naar buiten om ze toe te zwaaien. Rond de ontbijt tijd stopte de colonne en ze begonnen te eten. Van een tank voor ons huis kwamen 2 soldaten naar ons toe met enkele eieren en vroegen of ze die bij ons konden koken. We namen ze mee naar het keuken fornuis. Ze wilden een pannetje met heet water en tot onze verrassing braken ze de schalen en deden de inhoud van die eieren in kokend water. Dat was een voor ons onbekende manier om een ei klaar te maken.
Ik herinner me niet alles meer van die dag, maar ik had twee vrienden (broers) van de HBS in Doetinchem op bezoek die toen naar ons toe waren gekomen op de fiets. Ze logeerden meerdere keren bij ons en wij voorzagen hun ouders geregeld van een roggebroodje dat we bij de winkel en de bakkerij tegenover ons huis zonder bon konden kopen. Een ongekende luxe voor iedereen, er werd n.l. veel rogge verbouwd in onze streek. We hebben dan ook geen hongerwinter in ons gebied geleden zoals de meeste Nederlanders in het westen van ons land. Vader was in Januari nog op de fiets met massieve banden, gemaakt van oude auto banden, naar den Haag gefietst met een grote rieten koffer gevuld met levensmiddelen om de gezinnen van oom Hennie en oom Kees wat uit te helpen. Het was een zware fiets tocht, beschreven in zijn dagboek.
Ik slaagde in de zomer van 1943 voor mijn HBS-b examen, wel reuze fijn, maar de negatieve kant was, dat ik toen het risico liep naar Duitsland te worden gezonden om daar te werken. De uitweg was dat je nog een studie volgde, want dan kreeg je een "ausweis". Zo kwam ik op de MTS in Enschede terecht met de hulp van vaders broer, oom Wim. Hij had een fabriek in Groenlo waar vee werd geslacht voor de consumptie hoofdzakelijk voor het Duitse leger. Hij was n.l. NSB-er en dus pro Duits. Vader had het daar altijd erg moeilijk mee, maar hield contact. Vandaar dat oom Wim en zijn vrouw tante Grada ons hielpen daar mee en ik kon dan bij hun in huis, dat naast de fabriek stond.
Dagelijks reed ik met de busdienst naar Enschede. Een bus die op houtgas reed, dat geproduceerd werd in een brander op de trailer achter de bus. Het was een rit, als ik me dat goed herinner, van ongeveer 3 kwartier via Eibergen waar dan een hele groep meisjes in stapten voor de huishoudschool. Meisjes waaronder mijn eerste vriendin. Die huishoudschool stond in dezelfde wijk als de MTS.
Waarom ik dat allemaal aanhaal. Ik zie het als een soort fijn toeval waardoor ik achteraf bij de KLM terecht kwam door mijn technische opleiding. Op die opleiding waren een paar leraren KLM-ers. Zij vertelden dat als we na het eindexamen naar werk zochten en wel iets voor de KLM voelden, dat ze ons wilden helpen. Zo kwam ik met de hulp van één van hen bij de KLM, waar ik tot BWK werd opgeleid. Dat was na mijn 2 jarige opleiding op die MTS. Ik begon daar op de MTS in de tweede klas, de reden daarvan was, dat ik al een HBS diploma had.
Na het eindexamen van de MTS in de zomer van 1946 nam ik contact op met een van die leraren, die inmiddels weer in KLM dienst waren en zo kreeg ik een oproep begin September 1946 voor een sollicitatie gesprek. Dat had ik met de chef BWK Smit, met het resultaat dat ik in de BWK opleiding kwam na zijn vraag o.a. of ik wilde vliegen, wat ik bevestigde.
Begin 1948 slaagde ik voor het BWK brevet examen bij de rijksluchtvaartdienst en begon mijn eerste vluchten als tweede BWK op een Dakota naar Zweden of Noorwegen. Daarna maakte ik meerdere Europa vluchten tot dat ik in opleiding kwam voor de DC 4, waarop ik ook als tweede BWK meerdere internationale vluchten maakte.
Een eerste ervan was naar Batavia. De stop in Cairo was mijn grote ervaring in een vreemd land, want ik was nimmer in mijn leven in een ander werelddeel geweest (zelfs niet in een ander land) en in Cairo logeerden we in een luxe hotel. De 2 telegrafisten en BWK's in 2 persoons kamers met een badkamer ertussen die je samen deelde. Ik kwam daar pas aan, toen de rest van de bemanning al gegeten had, want ik moest bij de technische afhandeling blijven van ons vliegtuig.
Bij mijn aankomst in dat hotel moest ik mijn diner nog gebruiken en ik bestelde met mijn gelimiteerde Engelse taal kennis een vlees gerecht met garlic, dat was totaal onbekend voor me en die knoflook was een "klap in mijn gezicht". Maar goed ik werkte er wat van naar binnen en ging toen naar onze kamer. Mijn eerste BWK was niet erg begrijpend hoe ik dat allemaal onderging. Hij was voor de oorlog al in KLM dienst en was ervaren. Begreep niet goed wat een nieuweling in het beroep allemaal nog moest leren. Ik had meer support van de twee telegrafisten, die beter begrip hadden voor mijn situatie. Van mijn eerste BWK kreeg ik achteraf ook maar een matig rapport, dat werd bij de volgende reizen die ik met andere BWK's maakte gelukkig beter.
Met de DC4 maakte ik meerdere internationale vluchten o.a naar New York, ook een grote ervaring, vooral ook wat daar allemaal te koop was, want dat was nog maar schraal in de Nederland na de oorlog. Al snel werd ik toen in een opleiding cursus voor de DC 6 geplaatst, een nieuw vliegtuig voor de KLM toen. Na die cursus maakte ik als tweede BWK meerdere vluchten op Afrika. De eindbestemming van die vluchten was Johannesburg maar we vlogen tot Kano vanuit Nederland, waar een andere bemanning de vlucht over nam, Die waren tijdelijk gestationeerd in Kano.
Later werd ik ook in Afrika gestationeerd, maar toen was Brazzaville (Congo), een andere tussen stop i.p.v. van Kano, ik ben vergeten wanneer. Vandaar dat ik in Brazaville, ook een maand werd gestationeerd. Ik vloog dat traject met een korte omdraai in Johannesburg. Ik vierde in Brazaville kerst bij de KLM GWK, die daar tijdelijk woonde. Ze bewaarden de kerstboom kaarsjes in de ijskast, om smelten te voorkomen. Het hotel waar ik verbleef was goed. Wat me vooral er van is bijgebleven, dat er steeds grote kakkerlakken voornamelijk in de badkamer zaten. Dat was dus in 1948 en in December van dat jaar werd ik voor 2 jaar uitgezonden naar Batavia om daar voor de KNILM te werken.
We verdienden een hoger salaris dan in Nederland maar konden ons spaargeld pas overmaken op een Nederlandse bank, als we weer voorgoed naar Nederland terug gingen. Daar kwam achteraf niets van terecht, want toen mijn tijd er opzat in Batavia, inmiddels Jakarta, werden de saldo's van de banken geblokkeerd en gehalveerd onder het nieuwe bewind van Soekarno. Later werd de koers met de gulden zelfs één op drie, zodat van mijn spaargeld van die 2 dienstjaren niet veel overbleef.
Ik spaarde elke maand een aardig bedrag op mijn spaarrekening bij een lokale bank in Batavia. Ik kreeg er mijn onderdak in een groot Nederlands hotel. (Hotel der Nederlanden als ik dat nog goed herinner). Achter dat hotel was een "straat", met paviljoens van het hotel, Paviljoen 3 werd mijn verblijf, daar zaten al 6 andere KLM collega's. Het paviljoen had 3 grote kamers, badkamer en een terras. We vlogen daar over de hele archipel en ook Singapore en Manilla (1 x per week als ik me dat goed herinner). Singapore was populair vanwege al de winkels en ik kocht er o.a. mijn Rayban zonnebril. De vluchten naar de afgelegen eilanden waren inspannend voor me, omdat het verhelpen van een storing me zwaar viel. Ik miste zelfvertrouwen, omdat ik er heel weinig ervaring in had. Tijdens de opleiding werkte je wel in een hangar, maar de chefs daar lieten het echte onderhoud werk liever over aan de GWK’s. Later groeide ik meer in mijn beroep, vooral toen het meer operationeel werd en speciaal in de jaren dat ik instructeur was geworden.
In 1949 kreeg in maagklachten en bleek een zweer in mijn twaalf vingerige darm te hebben. De arts raadde me aan een ander beroep te zoeken. Gelukkig achteraf, deed ik dat niet, wel mocht ik een tijd niet vliegen en had een dieet en medicijnen. Koffie en alcohol mocht ik niet gebruiken en voor een hele tijd slikte ik een tablet dat je bij de apotheek kon kopen, ook later in Nederland nog.
Eind 1950 keerde ik terug naar Nederland en vloog met de DC4 meerdere dierenvluchten, zoals apen en zelfs jonge olifanten. Daarvoor vlogen we naar Calcutta (als ik me dat goed herinner) en vandaar retour met die dieren naar Amsterdam, waar een andere bemanning ze naar New York vlogen, waar ze meen ik voor medische onderzoeken werden gebruikt.
Ik ging na enige tijd over naar de DC6. Ik had toen een kamer in Amsterdam de Eerste Helmerstraat in een bovenhuis bij de ouders van collega Charles Cappon. Hij was naar Jakarta uitgezonden ook voor 2 jaar, ongeveer een maand voordat ik terug ging naar Nederland. Wat me erg is bijgebleven, dat hij met ons meeging eten naar een Indisch restaurant, waar we vaak aten. Kikkerbillen was een zeer favoriet gerecht van ons. Hij griezelde bij de gedachte om die te eten. Goed we aten kodok goreng en dat viel bij hem ook heel erg in de smaak. Toen we weer naar ons hotel gingen zei hij wat was die kodok goreng lekker. We vertelden hem toen dat het kikkerbillen waren, dat was een schok. Toen ik terug ging naar Nederland zei hij dat ik bij zijn ouders een kamer kon huren en daar verbleef ik tot ik in December 1953. Ik werd toen aangewezen om voor zo'n maand of drie naar Australië te gaan. De collega die er eerst voor was aangewezen moest ik vervangen omdat hij ziekte problemen had in zijn gezin.
TAA had een DC-6 met 4 KLM cockpit bemanningen voor die periode ingehuurd en ook een GWK, die toezicht had op het onderhoud dat door technische dienst van TAA werd uitgevoerd. Dit alles om te kunnen concurreren met ANA, die een moderner vliegtuig had dan de DC3, ik meen de Viscount. Goed ik herinner me dat allemaal mogelijk niet helemaal correct meer, maar die uitzending zette een groot stempel op mijn leven, want ik ontmoette Glenne, die als stewardess met ons vloog en we trouwden daar.
We zaten er met vier bemanningen en vlogen de dagelijkse trajecten Melbourne -Tasmanië -Melbourne waar de bemanning wisselde en dan via Sydney naar eindpunt Brisbane vlogen. Na een overnachting vlogen we de volgende dag weer terug naar Melbourne. Eėn van de vier bemanningen nam dan weer over en vloog de genoemde route weer.
De 4 BWK's en de GWK hadden een huis gehuurd in St Kilda als ik dat nog goed heb. Ik ben de naam van de GWK kwijt, die woonde later nog bij ons in de buurt in Amstelveen, toen we in de Kastanje laan woonden, ook in een KLM huurhuis. Eind Maart 1954 vlogen we terug naar Nederland en Glenne was onze passagier. Ze deed haar eerste buitenlandse ervaringen op in Bangkok en ja vermoedelijk ook Karachi en vooral Damascus was een ervaring geloof ik. Zo'n totaal andere wereld voor haar, ik had al wat meer ervaring met allerlei buitenlandse steden.
Maar goed dat herinnert Glenne zich vermoedelijk heel anders dan ik, denk ik. In Nederland huurden we voor een periode onderdak bij een familie op de Middenweg in Amsterdam. Een woon- en slaapkamer en mede gebruik van de keuken. Dat organiseerden Nel en Kick Frijdal voor ons. We woonden daar enige tijd en verhuisden daarna naar de Beethoven straat in Amsterdam in een voor ons nogal prijzig appartement op de 4-de verdieping, maar er was een lift. De huurkosten waren fl 130 van mijn totale inkomen van fl 600.
Ik had me bij de KLM in laten schrijven voor een huurwoning. Die werd ons in 1956 toegewezen. Een bovenwoning in de Ferdinand Bol straat in Amstelveen. Op dezelfde trap woonden de Van de Niets. Daar zaten we tot na Michaels geboorte, want toen kregen we recht op een grotere huurwoning via de KLM, dat was in de Kastanjelaan nummer 18. Daar woonden we tot 1960 en toen trokken we daar in onze eigen woning, die we via het spaarfonds van het bouwfonds der Nederlandse gemeenten hadden gekocht.
We begonnen in dat spaarfonds omdat vader en moeder daar met hun pensionering een spaarfond huis in Zelhem hadden gekocht. Vader was als meerdere jaren voor zijn pensionering lid geworden van dat spaarfonds om te sparen voor een woning omdat de woning in Halle Heide van de school was en vader na zijn pensioen zijn eigen onderdak moest regelen.
Wij zaten nog maar kort in dat Spaarfonds en ik voelde me eigenlijk nog niet klaar voor de koop van een huis, maar Glenne, die in Australië meer gewend was aan het idee van een eigen huis dan ik, stond daar anders tegenover. Het leek mij een overbodige luxe want een eigen woning was toen een ongekende luxe. Maar goed wat een geluk achteraf dat we dat deden, want het plan ging door. Dat gaf ons later de mogelijkheid om naar Alaska te emigreren, want we verkochten dat huis goed, nadat we er een jaar of twintig in hadden gewoond.
Met dat geld konden we ons huis in Alaska financieren. We moesten nog wel aan een hypotheek, want in die dagen zat de dollarkoers ons knap tegen. Dat was een zorg, want de koers was in die dagen tegen de Fl.4.00 voor een dollar. Maar goed het lukte allemaal en we kochten ook nog een appartement in de Meander te Amstelveen, want we hadden onderdak nodig voor Michael en David, die beiden nog studeerden.
David had al snel zelf een onderdak geregeld bij een van zijn vrienden in Amsterdam. Mijn herinneringen zijn wat vaag over die periode, want ik kan het niet allemaal precies meer voor de geest halen. Michael haalde zijn HTS diploma, maar ik ben het jaar kwijt. David was toen nog op de MTS en ging later na zijn MTS diploma ook naar de HTS, maar gaf die studie op en kwam ook naar Alaska. Michael was al eerder naar Californië gegaan, waar hij een vriendin in Silvia had gevonden en hij met haar trouwde. David werkte in Alaska een aantal jaren in de visserij en ging na een jaar of negen in Amerika terug naar Nederland en heeft nu zijn eigen website : www.lemereis.com. Onderaan die pagina vind je de titel “Beulen voor God”, een verhaal over het vissen in Alaska.
In de zeventiger jaren was de pensioen leeftijd voor BWK's 50 jaar. een oude regeling met de gedachte, dat hij in KLM dienst zou blijven en werken kon in de onderhoud dienst in de hangar. Maar ik ben vergeten waarom dat niet uitwerkte en het gevolg was, dat de BWK, die met pensioen ging op die leeftijd, een onvoldoende inkomen had, want de spaar tijd voor zijn pensioen was te kort. In ieder geval wist de toenmalige leiding van de BWK vereniging een nieuwe overeenkomst met de KLM te regelen, dat de pensioen datum de 65-ste verjaardag werd. Door de verlengde salaris periode, werd die salaris bijdrage voor het persoonlijke pensioen groter . In de zeventiger jaren was het idee, dat er in de toekomst gevlogen kon worden zonder BWK, daar de computer, de taken van systeem bewaking zou overnemen. Een gevolg was, dat de KLM stopte met het opleiden van nieuwe BWK-s. Maar dat idee was nog niet haalbaar in 1980, dat werd later en het gevolg was, dat de KLM toen een tekort aan BWK-s had. Toen kwam de regeling dat de gepensioneerde BWK-'s jonger dan 60 jaar vrijwillig door konden vliegen. 80% productie en salaris. Ik koos daar voor ook al woonde ik officieel in Alaska, waar Glenne sinds Januari 1980 al woonde in de cabin. Ze verkreeg toen ons verblijf visum, daar ze door de universiteit was aangenomen om les te geven in Japans bloemschikken. Daardoor verbleef ze in Alaska. Ik bracht er ook mijn vluchtverlof door als dat voldoende lang was. Dat door vliegen had ook positief effect op mijn pensioen omdat ik daardoor langer premie bijdroeg voor mijn pensioen.
Goed we woonden dus van begin 1980 tot eind 2003 in Alaska en hadden er enorm fijne jaren, in mijn gedachten mijn gouden levensjaren. Tom Lord had ons huis in Eagle River vallei gebouwd op een stuk grond dat we een paar jaar eerder hadden gekocht. Een reuze fijn huis. Je leefde daar altijd buiten zo gezegd, want we hadden een enorm uitzicht vanuit de woonkamer. Beneden ons de Eagle River rivier, met bergen aan de overkant van de vallei. We woonden op zo'n 700 Ft hoogte. Jaarlijks kwam een groep vissers (gepensioneerde KLM-ers) die met ons zalm gingen vissen in de Russian River. In het najaar kwamen zo ook nog voor een paar weken en gingen we vissen hoofdzakelijk bij Anchor Point, We visten daar op een soort forel.
Goed de herinneringen aan die tijd zijn te vinden in de bewaarde correspondentie, die ik in die jaren geregeld met Sandra en Bart had en met Michael en David toen ze niet meer in Alaska zaten.
In December 2003 verhuisden we naar Australië, omdat Sandra en Bart er ook gingen wonen en we met onze oude dag liever dichter bij familie wilden wonen. Sandra en Bart wonen nu op een afstand van ongeveer 15 km van ons huis in Doreen Laurimar en zijn een grote steun voor ons, onmisbaar, door de lichamelijke beperkingen van onze oude dag.